De Kamer voor gerechtsdeurwaarders heeft in een uitspraak van 18 december 2020 geoordeeld dat vast is komen te staan dat de benadering van het gerechtsdeurwaarderskantoor van de BLOS-regels – de zuiver taalkundige uitleg die daaraan is gegeven – in dit specifieke geval geleid heeft tot een uitkomst die niet overeenstemt met de beschermingsgedachte van artikel 19 Gerechtsdeurwaarderswet. De gedachte van dit artikel is dat te allen tijde voldoende middelen op de kwaliteitsrekening moeten staan om iedere rechthebbende op derdengelden te kunnen geven wat hem toekomt. Nu daarvan geen sprake was, is de klacht gegrond verklaard en is aan alle gerechtsdeurwaarders de maatregel van een schorsing (van één maand) opgelegd.
Het BFT handhaaft geconstateerde normschendingen volgens handhavingsbeleid, onder meer door het indienen van tuchtklachten. Voor notarissen en gerechtsdeurwaarders is kennisname van de tuchtuitspraak nuttig voor hun praktijkvoering. Ook kan zo beter inzicht worden verkregen in de handhaving door het BFT.