Een instelling kan het cliëntenonderzoek ten dele laten verrichten door een derde (artikel 10, lid 1 Wwft) en/of gebruikmaken van software van een compliance-dienstverlener.
Indien deze uitbesteding een structureel karakter heeft, dient de instelling de opdracht daartoe schriftelijk vast te leggen (artikel 10, lid 2 Wwft).
De volgende onderdelen van het cliëntenonderzoek kunnen worden uitbesteed:
• Identificatie en verificatie van de cliënt en zijn identiteit;
• Identificatie van de uiteindelijk belanghebbende van de cliënt en verificatie van zijn identiteit;
• Vaststellen van het doel en de beoogde aard van de zakelijke relatie;
• Vaststellen of de natuurlijke persoon die de cliënt vertegenwoordigt daartoe bevoegd is (en in voorkomend geval de natuurlijke persoon identificeren en zijn identiteit verifiëren);
• Verifiëren of de cliënt ten behoeve van zichzelf optreedt dan wel ten behoeve van een derde.
Het uitoefenen van een voortdurende controle op de zakelijke relatie en de tijdens de duur van deze relatie verrichte transacties (artikel 3, lid 2, sub d Wwft), de zogenoemde monitoringsverplichting, kan niet worden uitbesteed.
De instelling blijft zelf eindverantwoordelijk voor het tijdig uitvoeren van een juist en volledig (verscherpt) cliëntenonderzoek. Systemen kunnen bijvoorbeeld invoergevoelig zijn: een invoerfout kan leiden tot een foutieve uitkomst uit het systeem. De instelling kan vervolgens verkeerde conclusies trekken.
Het BFT wil benadrukken dat het geen oordeel geeft over de werking van de systemen van de verschillende compliance-dienstverleners.