Werkwijze toezicht
Het integrale toezicht op de gerechtsdeurwaarders richt zich op de aandachtsgebieden financiën, integriteit en kwaliteit van de gerechtsdeurwaarder. De wetgever wenst een effectief, efficiënt en preventief toezicht op de gerechtsdeurwaarders.
Het financiële toezicht op gerechtsdeurwaarders is met name gericht op het waarborgen van het maatschappelijk vertrouwen dat aan gerechtsdeurwaarders toevertrouwde gelden, ook bij een eventueel faillissement van een gerechtsdeurwaarder, veilig en zeker zijn.
Bij het toezicht op integriteit en kwaliteit ligt de focus onder meer op de onafhankelijkheid en de onpartijdigheid van de gerechtsdeurwaarders.
De gerechtsdeurwaarders met de grootste financiële, integriteits- en kwaliteitsrisico’s naar de laatste stand van het inzicht van het BFT zullen het meest intensief in het toezicht worden betrokken. Dat alles ten behoeve van het gemeenschappelijk belang: goed functionerende en integere gerechtsdeurwaarders
Bij het uitoefenen van zijn toezichtactiviteiten is het BFT:
- Onafhankelijk. De samenleving moet er op kunnen vertrouwen dat het toezicht onafhankelijk wordt uitgevoerd.
- Transparant. Zowel op aspecten als nut en noodzaak van de verrichte activiteiten als de hiervoor genoemde onafhankelijkheid.
- Professioneel. Het BFT staat open voor nieuwe ontwikkelingen en ideeën met betrekking tot het verbeteren van het eigen functioneren.
- Selectief en efficiënt. Toezichtactiviteiten worden telkens gekozen op basis van een afweging van risico’s, effectiviteit, kosten en baten.
- Slagvaardig. Het toezicht door het BFT is terughoudend waar het kan en doortastend waar het moet.
- Gericht op samenwerking. Samenwerking is een belangrijk middel om de ervaren toezichtlast te beperken.
Handhaving en wet- en regelgeving
Handhaving
Bij vaststelling van een (risico op) normschending, kan het BFT overgaan tot handhavend optreden. Hierbij geldt het uitgangspunt: ‘terughoudend waar het kan, doortastend waar het moet’. Afhankelijk van de aard van de normschending kan het BFT er voor kiezen om een tuchtklacht in te dienen bij de Kamer voor Gerechtsdeurwaarders. Het doel van het handhavend optreden is het bewerkstelligen van normconform gedrag.
Wet- en regelgeving
Voor het uitoefenen van het toezicht is het nodig dat het toetsingskader helder is. De normen voor het toetsingskader worden bepaald door de wet- en regelgever en de tuchtrechter.
Hieronder vindt u een verwijzing naar de verschillende Wet- en regelgeving, ministeriële regelingen en tuchtrechtjurisprudentie.
► Gerechtsdeurwaarderswet
► KBvG
► Tuchtrecht
► Rechtspraak
Verslag Werkgroep BLOS (KBvG, 28-10-2011)
Incidentenmelding
Incidentmelding Artikel 19a en 31-2
Op grond van artikel 19a en 31, tweede lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders bij ministeriële regeling verplicht om de gebeurtenissen die aanmerkelijke nadelige gevolgen hebben of kunnen hebben voor de financiële positie van de gerechtsdeurwaarder te melden aan het BFT.
In de ► ministeriële regeling is aangegeven welke gebeurtenissen de gerechtsdeurwaarder moet melden.
Gerechtsdeurwaarders, waarnemend gerechtsdeurwaarders, toegevoegd gerechtsdeurwaarders en kandidaat-gerechtsdeurwaarders kunnen gebeurtenissen die aanmerkelijke nadelige gevolgen kunnen hebben voor de (financiële) positie van een gerechtsdeurwaarder melden via melding19a@bureauft.nl.
Maart 2020: Een melding van alléén het feit dat gerechtsdeurwaarders in de huidige omstandigheden met coronavirus een beroep (gaan) doen op de door de overheid algemeen aangeboden ondersteuningsmaatregelen, behoeft niet gedaan te worden.
Artikel 19a
“Bij regeling van Onze Minister kan aan gerechtsdeurwaarders de plicht worden opgelegd tot het doen van een melding aan het Bureau indien er zich in de regeling aan te duiden gebeurtenissen voordoen die aanmerkelijke nadelige gevolgen kunnen hebben voor de financiële positie van een gerechtsdeurwaarder.”
Artikel 31-2
“Bij regeling van Onze Minister worden regels gesteld betreffende de wijze van indiening en de inhoud van het verslag, bedoeld in het eerste lid, alsmede de inhoud en wijze van verstrekking van overige gegevens aan het Bureau.”
Informatie voor accountants
Verwachte werkzaamheden
Het is van belang dat het BFT kan beschikken over tijdige, juiste en volledige informatie van de gerechtsdeurwaarders in het land. De informatie die de gerechtsdeurwaarder aanlevert moet soms voorzien zijn van een verklaring.
Gerechtsdeurwaarders moeten de jaarstukken binnen zes maanden na afloop van het boekjaar indienen bij het BFT. Aan de jaarstukken moet het verslag van een onderzoek door een accountant, dat ten minste een beoordelingskarakter draagt, worden toegevoegd. Behalve het onderzoek van de jaarrekening dient de accountant van gerechtsdeurwaarders jaarlijks een onderzoek in te stellen naar de opzet van de administratieve organisatie en de bijbehorende interne controle. Een mededeling ter zake moet gelijktijdig met de jaarstukken worden ingezonden.
Zie voor meer informatie de door het BFT uitgebrachte circulaires.
Verslaggeving
Het Bureau Financieel Toezicht (BFT) stelt ieder jaar een circulaire op voor de gerechtsdeurwaarders. Met deze, hieronder opgenomen, circulaire informeert het BFT u over de procedure met betrekking tot de indiening van de jaargegevens en de kwartaalgegevens.
Circulaire gerechtsdeurwaarders 2024
Circulaire gerechtsdeurwaarders 2023
Circulaire gerechtsdeurwaarders 2022
Circulaire gerechtsdeurwaarders 2021
Circulaire gerechtsdeurwaarders 2020
Circulaire gerechtsdeurwaarders 2019
Bijlage circulaire gerechtsdeurwaarders 2019
Aanvullende toelichting bij de circulaire gerechtsdeurwaarders 2019
Startende Gerechtsdeurwaarders
Startende Gerechtsdeurwaarders
Wie tot gerechtsdeurwaarder wil worden benoemd, moet volgens de Gerechtsdeurwaarderswet een Nederlandse (toegevoegd of kandidaat-)gerechtsdeurwaarder zijn. Daarnaast moet hij of zij onder meer een ondernemingsplan voor vestiging in de beoogde gemeente indienen. Het ondernemingsplan wordt beoordeeld door de onafhankelijke Commissie van deskundigen.
Ondernemingsplan
Art 6 van de Gerechtsdeurwaarderswet en het Besluit ondernemingsplan gerechtsdeurwaarders zijn er op gericht het ontstaan van kansloze of slecht renderende praktijken van gerechtsdeurwaarders te voorkomen.
De Commissie van deskundigen heeft een circulaire ontwikkeld onder de titel ‘Procedure en voorschriften indienen ondernemingsplan’ (versie juli 2013). Deze circulaire bevat voor een indiener gedetailleerde aanwijzingen voor het maken en indienen van een ondernemingsplan. Een ondernemingsplan wordt in behandeling genomen indien ook de adviseringskosten ad € 2.600 zijn voldaan.
Procedures en voorschriften indienen ondernemingsplan
Beoordeling ondernemingsplan
Het afgeven van een advies over een ingediend ondernemingsplan vindt plaats door de onafhankelijke Commissie van deskundigen. De Commissie van deskundigen bestaat uit twee bedrijfseconomisch deskundigen en een gerechtsdeurwaarder. Eén van de bedrijfseconomische leden is voorzitter. Er zijn twee plaatsvervangende leden, waarvan één lid gerechtsdeurwaarder is en één lid een bedrijfseconomische achtergrond heeft.
Het secretariaat van de Commissie van deskundigen is ondergebracht bij het BFT. De commissie brengt jaarlijks een verslag uit.
Verslagen
Als u geinteresseerd bent in oude jaarverslagen van de Commissie van Deskundigen Gerechtsdeurwaarders, dan kunt u uw verzoek mailen naar: Secretariaat@cvdgerechtsdeurwaarders.nl.
Veelgestelde vragen
Hier vindt u de veel gestelde vragen over het toezicht op de naleving van de Gerechtsdeurwaarderswet. De antwoorden op deze veel gestelde vragen zijn algemeen en kunnen in een specifiek geval anders zijn. De tekst van wet- en regelgeving is leidend.
Het BFT heeft de informatie met de grootst mogelijke zorgvuldigheid samengesteld. Het BFT geeft echter geen garantie dat de verstrekte informatie correct en/of volledig is c.q. blijft. Het BFT aanvaardt geen aansprakelijkheid voor de door derden aangeboden informatie waarnaar wordt verwezen.
Op de website van de ►KBvG, kunt u onder informatie/ Gerechtsdeurwaarderswet/ Administratieverordening ook vragen en antwoorden, alsmede circulaires en modellen vinden.
Hoewel niet verplicht, is het zeer gewenst de onderlinge rechtsverhouding tussen de vennoten in de maatschap schriftelijk vast te leggen in de vorm van een maatschapcontract. Het blijkt dat disassociaties waarbij geen maatschapcontract aanwezig is veel stroever verlopen dan die waarbij wel een contract was opgesteld.
Uit de tenaamstelling van deze bankrekening moet blijken dat het gaat om een bijzondere bankrekening zoals bedoeld in artikel 19 Gerechtsdeurwaarderswet. Het eerste lid van dit artikel schrijft voor dat uit de tenaamstelling de hoedanigheid van de houder van deze bankrekening blijkt. Uit de omschrijving op het dagafschrift dient te blijken dat het een bankrekening is waarop cliëntengelden worden bewaard. De tenaamstelling van de bankrekening dient bijvoorbeeld te luiden “Gerechtsdeurwaarderskantoor X inzake cliëntengelden” of “Gerechtsdeurwaarderskantoor X inzake derdengelden” of “gerechtsdeurwaarder X, Kwaliteitsrekening”.
In het contract met de bank dient voorts een verwijzing naar artikel 19 Gerechtsdeurwaarderswet te zijn opgenomen.
De betaalprocedure met betrekking tot deze gelden van derden dient op dezelfde wijze te geschieden als bij de algemene derdengeldrekeningen. Dat houdt in dat de procuratie voor deze betalingen in beginsel eveneens is voorbehouden aan de gerechtsdeurwaarder. Indien uit praktische overwegingen andere personen binnen de organisatie betalingsbevoegdheid hebben, brengt de zorgvuldigheid mee dat de betaling door ten minste twee personen wordt uitgevoerd, waarvan ten minste één niet belast mag zijn met de financiële administratie. (Artikel 5 van de Administratieverordening).
Volgens artikel 4 van de Administratieverordening dienen van iedere opdracht de financiële feiten te worden vastgelegd in de financiële administratie. Teneinde te allen tijde alle financiële feiten te kennen heeft het sterk de voorkeur alle bankrekeningen, waarbij de gerechtsdeurwaarder of één van zijn medewerkers gemachtigd is om over de saldi op bankrekeningen (per adres respectievelijk “inzake” bankrekeningen) te beschikken, in de financiële administratie op te nemen. Dit betreft dus zowel de schulden als de saldi aan geldmiddelen betreffende deze bankrekeningen. Ook in de jaarrekening van het kantoor dienen deze saldi te worden opgenomen.
Hij is als gerechtsdeurwaarder benoemd en is eveneens aansprakelijk.
Krachtens de huidige regelgeving is er niets op tegen dat de naam van de gerechtsdeurwaarder in loondienst opgenomen is in de naamgeving/logo van het gerechtsdeurwaarderskantoor. De gerechtsdeurwaarder in loondienst is benoemd en is dus gerechtsdeurwaarder. Voor de tuchtrechtelijke aansprakelijkheid doet voor derden niet terzake of de gerechtsdeurwaarder al dan niet in loondienst werkzaam is. Voor de civielrechtelijke aansprakelijkheid evenmin, omdat de werknemer de werkgever in vrijwaring kan oproepen.
De incassopraktijk (van de gerechtsdeurwaarder) is onlosmakelijk verbonden met de ambtelijke praktijk. Dit blijkt ook (mede) uit artikel 20 lid 3 sub c van de Gerechtsdeurwaarderswet, waar voor de incassopraktijk ook het gebruik van bijzondere bankrekeningen is voorgeschreven. Dat houdt in dat bij het indienen van de jaarstukken en tijdens de door het BFT te houden onderzoeken inzage in deze praktijkvoering dient te worden gegeven.
Voor de praktijk BV/Holding die buiten het kantoor c.q. de maatschap staat en waarin geen activa/passiva zijn opgenomen die normaliter op de balans van het samenwerkingsverband staan, hoeft geen beoordelingsverklaring worden afgegeven. Slechts voor de jaarrekening waarin de gerechtsdeurwaarderspraktijk wordt verantwoord dient (ten minste) een beoordelingsverklaring te worden afgegeven.
Na defungeren hoeft de gerechtsdeurwaarder geen privé jaarstukken meer in te leveren bij het BFT. Wanneer diens gerechtsdeurwaarderspraktijk (het kantoor) niet wordt voortgezet, maar tussentijds – voor het einde van het boekjaar – wordt beëindigd, dient die jaarrekening schriftelijk, voorzien van de verklaring van een accountant, aan het BFT te worden opgestuurd.
De gerechtsdeurwaarder in loondienst is in de wet niet vrijgesteld van financieel toezicht. Voorts valt hij onder het tuchtrecht. Hij dient zoveel als mogelijk voldoen aan de controle-instrumenten van de Gerechtsdeurwaarderswet en zal dus inzicht in zijn privé-vermogen moeten geven.
Inzending is verplicht vanuit wet- en regelgeving. Het BFT houdt financieel toezicht en vormt zich op basis van deze stukken een beeld van de (financiële) gezondheid van de gerechtsdeurwaarder. Daarom is het nodig dat deze stukken eenduidig zijn qua waardering en presentatie. In de vermogensstaat blijken in de praktijk veel onvolkomenheden voor te komen. Hier volgen enkele aanwijzingen:
- woonhuis waarderen tegen WOZ waarde;
- vermogenscomponenten splitsen wanneer huwelijkse voorwaarden dat aangeven;
- een belastinglatentie opnemen voor de vrije reserves in de BV;
- inboedel, kunst of verzamelingen tegen geschatte waarde niet vermelden zonder nadere onderbouwing.
In artikel 3 en 10 van de Administratieverordening, zijn verslagstaten vastgesteld voor de indeling van de jaarstukken en voorschriften gegeven met betrekking tot de wijze en frequentie van berekening van de bewarings- en liquiditeitspositie. De gerechtsdeurwaarder is verplicht zijn administratie zodanig in te richten dat de verslaggeving conform deze staten kan geschieden.
Indiening geschiedt door gebruikmaking van de internetapplicatie DiginBFT. Deze gebruikersvriendelijke applicatie is toegankelijk met een gebruikersnaam en wachtwoord.
Het is van belang dat de gerechtsdeurwaarder de jaarstukken tijdig verstrekt aan het BFT.
Op grond van artikel 31 lid 1 gerechtsdeurwaarderswet dienen de jaarstukken binnen 6 maanden na afloop van het boekjaar te worden opgemaakt en wat de jaarrekening betreft te worden voorzien van (ten minste) een beoordelingsverklaring van een accountant, en aanstonds daarna te worden ingediend bij het BFT.
De Gerechtsdeurwaarderswet biedt geen mogelijkheid tot het verlenen van uitstel voor de indiening van de jaarstukken.
Signaal afgeven
Indien u algemene vragen heeft over gerechtsdeurwaarders aangelegenheden, kunt u terecht bij een gerechtsdeurwaarder in Nederland. Voor overige algemene vragen kunt u eventueel terecht bij de Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders (KBvG), 070-8903530, ook zie link hieronder.
Indien u een geschil heeft met een (toegevoegd 0f -kandidaat) gerechtsdeurwaarder of een klacht wilt indienen tegen een (toegevoegd of-kandidaat) gerechtsdeurwaarder, kunt u zich wenden tot het gerechtsdeurwaarderskantoor zelf.
Indien u er met het kantoor zelf niet uitkomt, dan kunt u zich wenden tot de Kamer voor Gerechtsdeurwaarders voor het indienen van een tuchtklacht.
Meer informatie:
► KBvG: U heeft een klacht
► Rijksoverheid: Tarieven, toezicht en klachtenprocedures
Afgeven signaal
Het BFT kan u niet helpen met uw individuele bezwaar. Daartoe bieden bovenstaande instanties diverse mogelijkheden. Bij BFT kunt u alleen een signaal afgeven over het functioneren van een gerechtsdeurwaarder die valt onder het toezicht van het BFT. Het BFT kan uw signaal gebruiken in zijn toezicht.
Signaal afgeven: signaalgdw@bureauft.nl